Dat Amerika het land van de auto is, is algemeen
geweten en in Houston was dat zeker niet anders. In tegendeel, zonder auto zat
je min of meer opgesloten in je woonwijk want het openbaar vervoer was echt
prut en als je het waagde om de fiets als vervoermiddel te gebruiken werd je
door toeterende bestuurders luidkeels voor gek versleten.
Dus een van onze eerste aankopen was een tweedehands
Ford Crown Victoria. Oorspronkelijk was het de bedoeling dat ik met die wagen
zou rijden, maar ik vond die auto met zijn V8 motor een beetje teveel auto en
bovendien zag het ding er uit als een tank met een vizier op. Dus adopteerde
mijn toenmalige echtgenoot haar liefdevol, doopte haar ‘Vicky’ en samen hebben
zij heel wat kilometers of beter gezegd miles op de teller gezet.
Voor de gezinswagen hadden we een monovolume op het
oog, maar het leasen van zo’n wagen liep niet echt van een leien dakje. In
Amerika kan je maar beter een slecht dan geen kredietverleden hebben en elke deal
liep hier telkens op vast. Gelukkig heeft de plaatselijke Chevrolet dealer,
wiens broer in het buitenland hetzelfde had meegemaakt, ons geholpen en na een
innige correspondentie tussen zijn lease afdeling en onze Belgische bankdirecteur
was men er uiteindelijk van overtuigd dat wij solvabel waren en werd mijn
Chevrolet Venture aangekocht.
Die wagen is het equivalent van een Europese Opel
Sintra, wat één maatje groter is dan een Zafira en hoewel de Amerikanen hem
smalend een kleine minivan noemden was ik dik tevreden met mijn auto en kon ik
de power van de V6 motor zeker appreciëren.
Eenmaal terug in België hadden we opnieuw wielen nodig
en kocht ik een Hyundai Atos. Een koekendoos met pit waar ik heel graag mee
reed en die van de kinderen het koosnaampje 'Batmobiel' kreeg. Maar ik moet eerlijk toegeven dat het na mijn Chevy toch wel even
afkicken was.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten